De meest volledige informatiegids over Athene, Griekenland
Mycenae
Mycenae,
de legendarische thuisbasis van de Atreides, ligt op een kleine
heuvel op de lagere wand van de Euboea berg, tussen twee van zijn
pieken, op de weg van de Argolische Golf naar het noorden (Corinthië,
Athene enz.).
Het
gebied werd al in de Neolitische tijd (ongeveer 4000 VC) bewoond
maar het bereikte zijn hoogtepunt in de late Bronstijd (1350-1200
VC) waarbij het zijn naam gaf aan een beschaving die zich over
de ganse Griekse wereld verspreidde. In die tijd was de Acropolis
omgeven door massieve cyclopische muren die in drie periodes gebouwd
werden (ongeveer 1350, 1250 en 1225 VC) behalve aan de zuidoostelijke
flank waar een diepe ravijn voor een natuurlijke verdediging zorgde.
Er
werd een paleis gebouwd op de top van de heuvel terwijl het, met
muurschilderingen versierde, godsdienstige centrum, de hoofdingang
of Leeuwenpoort en grafcirkel A die de schatten bevatte die nu
tentoongesteld worden in het Nationaal
Archeologisch Museum in Athene, in de Argolische laagvlakte
liggen. Aan de noordoost zijde werd in 1225 VC een tunnel gebouw
in cyclopisch metselwerk die leidde naar een ondergrondse bron.
Meer graven, grafcirkel B en een grote tholoi alsook woningen,
werden buiten de muren ontdekt.
Mycenae
werd ononderbroken bewoond tot 468 VC toen het veroverd werd door
de stad Argos en de bevolking verdreven werd. Het werd opnieuw,
maar voor een korte tijd, bewoond in de 3de eeuw VC en het was
al geruime tijd verlaten toen Pausanias het gebied bezocht in
de 2de eeuw AD.
In
1841 werd de Leeuwenpoort opgegraven door K. Pittakis en in 1876
startte Heinrich Schliemann de opgravingen aan grafcirkel A, opgravingen
die werden verder gezet in 1877 en die een zesde tunnelgraf aan
het licht brachten. Van 1864 tot 1902 werden opgravingen gedaan
aan het paleis, de ondergrondse bron en tal van graftomben terwijl
er ook beperkte opgravingen gebeurden in 1909, 1911 en 1917. Drie
projecten resulteerden in verdere opgravingen in 1920-23 bij de
Acropolis en de graftomben, in 1939 e, va, 1950 tot 1957 aan de
woningen en de graftomben in de lager gelegen stad.
Gelijktijdig
onderzocht de Griekse Archeologische Dienst onder de leiding van
G. Mylonas en J. papadimitriou van 1952 tot 1955 woningen alsook
grafcirkel B terwijl G. Mylonas en n. Verdelis meer huizen ontdekten.
Uiteindelijk werd het godsdienstige centrum ontdenkt door de Britse
School voor Archeologie onder de leiding van Lord Taylor. Het
werd verder onderzocht door de Griekse Archeologische Dienst in
1959 en 1969-1974.
In
1950 begon de Restauratiedienst met werken aan het graf van Clytemnestra
en in 1954 werd de megaron, het gebied ten zuiden van de Leeuwenpoord,
gerestaureerd. Grafcirkel B volgde in 1955 samen met de muren
noordelijk van de Leeuwenpoord alsook de binnenplaats van het
paleis.
De
Leeuwenpoord was de enige ingang tot de citadel van Mycenae. De
opening werd verdedigd door een houten poort met bronzen bepantsering.
De middelste steen onder de leeuwen, deze weegt meer dan 20 ton,
geeft de grote mogelijkheden van de Myceense architectuur weer.
Karrensporen uitgesleten in de drempel van de poort en de aanwezigheid
van een graanschuur ernaast, geven een beeld van het dagelijkse
leven in de oude citadel. Helaas bleken de versterkingen van Mycenae
niet onneembaar. De koppen van de leeuwen werden waarschijnlijk
meegenomen door belagers die erop uit waren deze symbolen van
de Myceense macht te verwijderen.