GESCHIEDENIS VAN ATHENE
De
Eerste Wereldoorlog
In de jaren volgend op de Balkanoorlogen leefde Athene in een
atmosfeer van nationale trots dankzij de overwinningen in de oorlogen
en de aangroei van het Griekse grondgebied en bevolking. Meningsverschillen
tussen Venizelos en Koning Constantijn I over de houding van Griekenland
in de Eerste Wereldoorlog resulteerden echter in het zogenaamde
nationale schisma (ethinikos dischasmos).
Ondanks
het officiële neutrale standpunt van Griekenland aan het
begin van de Eerste Wereldoorlog verkoos Venizelos een bondgenootschap
met Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland tegen Duitsland,
Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije. Dit standpunt was zowel gebaseerd
op een inschatting van de overheersing van de Geallieerden in
de Mediterrane als op de Griekse belangen. Koning Constantijn,
schoonbroer van de Duitse Keizer Wilhelm II, was tegen een samenwerking
met de Geallieerden.
Venizelos
was een sterk voorstander van het geven van militaire steun aan
de Geallieerden tijdens de rampzalige campagne in de Dardanellen.
De meningsverschillen met Koning Constantijn bleven aanhouden
en in maart 1915 nam Venizelos ontslag. In de algemene verkiezingen,
drie maanden later, werd hij met grote meerderheid herkozen, een
resultaat dat Koning Constantijn pas twee maanden daarna bevestigde.
Venizelos beval de mobilisatie van de Griekse strijdkrachten.
Gelijktijdig vroeg hij steun van de Geallieerden bij de verdediging
van Servië. Tegen de tijd dat de Geallieerde strijdkrachten
Salonika bereikten, had de koning Venizelos, zogenaamd voor het
in gevaar brengen van het neutrale beleid van Griekenland, uit
zijn ambt ontzet en vervangen door marionet eerste ministers.
Venizelos
verbleef vanaf september 1916 op Kreta waar hij het middelpunt
werd van antimonarchistische gevoelens. De maand daarop zette
hij een voorlopige revolutionaire regering op die in Thessalonica
gevestigd was en die door de Geallieerde regeringen erkend werd.
In
november 1916 braken schermutselingen uit tussen de strijdkrachten
van de regering en deze van Venizelos (gefinancierd door de Geallieerden).
De politieke toestand verslechterde snel en toen Venizelos een
opmars naar Athene voorbereidde nam Koning Constantijn in juni
1917 met tegenzin afstand van de troon.
Eens
terug aan de macht, en nu zijn land eindelijk openlijk de zijde
van de Geallieerden gekozen had, overzag Venizelos de rest van
de oorlogsinspanningen. Na de wapenstilstand verwachtte Griekenland
een uitbreiding van haar
territorium ten koste van Bulgarije en Turkije. Ondanks de steun
van Groot-Brittannië slaagde Venizelos er niet in Grieks
beheer te krijgen over het Turkse Smyrna waarop het Griekse leger,
in 1919, het gebied bezette.
Venizelos’
politieke populariteit nam in 1920 af en hij verloor de algemene
verkiezingen in december van hetzelfde jaar. De nieuw geïnstalleerde,
koningsgezind, regering vroeg Koning Constantijn uit ballingschap
terug te keren. Zijn eerherstel was echter van korte duur. De
catastrofale nederlaag van Griekenland in de oorlog met Turkije
in 1922 dwong de koning opnieuw in ballingschap.
|