GESCHIEDENIS
VAN ATHENE
De
Griekse militaire junta
(Regime van de kolonels)
Regentschap en Republiek
Toen
de Koning, op 13 december 1967, Athene verliet om zijn tegencoup
voor te bereiden, ging Eerste Minister Killias met hem mee. Vanaf
dat moment was er wettelijk geen regering en geen staatshoofd
meer in Athene. Dit interesseerde de militaire junta nauwelijks.
De Revolutionaire Raad van Pattakos, Papadopoulos en Makarezos
verscheen kort op het toneel om een resolutie vrij te geven die
in de Regeringskrant gepubliceerd werd. Hierin werd een ander
lid van het militaire gezag, Majoor-generaal Georgios Zoitakis,
tot Regent benoemd.
Zoitais
benoemde daarop Papadopoulos tot Eerste Minister. Dit werd de
enige regering in Griekenland na de mislukte tegencouppoging van
de Koning omdat hij geen alternatieve regering in ballingschap
wilde installeren. Het ambt van de Regent werd later bevestigd
door de grondwet van 1968 hoewel de Koning in ballingschap het
regentschap nooit officieel erkende noch bevestigde.
Wettelijk
controversieel, zelfs onder de junta’s eigen grondwet, stemde
het kabinet op 21 maart 1972 voor het ontslag van Zoitakis en
verving hem door Papadopoulos die aldus de functies van Regent
en Eerste Minister combineerde. Aangenomen werd dat Zoitakis een
probleem was omdat hij zich teveel inliet met het leger.
De
afbeelding van de Koning bleef behouden op munten, in openbare
gebouwen enz. maar toch braken de militairen de monarchie langzaam
af. De belastingsimmuniteit van de Koninklijke familie werd afgeschaft,
het ingewikkelde netwerk van, door de Koninklijke familie gesponsorde
goede doelen, kwam onder directe controle van de staat, het wapenschild
verdween van munten, de lucht- en zeemacht waren niet langer “Koninklijk”
en het werd de kranten meestal verboden foto’s van of interviews
met de Koning te publiceren.
Tijdens
deze periode begon de weerstand tegen het bewind van de kolonels
zich beter te organiseren bij in ballingschap levende Grieken
in Europa en de Verenigde Staten. Bovenop de verwachte tegenstand
van links werden de kolonels ook aangevallen door kiezers die
in het verleden traditioneel rechtse regimes steunden: pro-monarchisten
die Constantijn steunden, zakenlui die bezorgd waren over een
internationaal isolement en de middenstand die de economie na
1971 zag teruglopen.
Tegen
1973 waren de dictators zeer onpopulair geworden. In mei planden
de voornamelijk koningsgezinde zeemacht een staatgreep maar zagen
er op het laatste moment van af. Koning Constantijn II van Griekenland
was hier niet bij betrokken. Op 1 juni 1973 nam Papadopoulos weerwraak
door Griekenland tot een republiek uit te roepen; Hij benoemde
zichzelf ook meteen tot President van Griekenland, een beslissing
die door een volkraadpleging op 29 juli bevestigd werd met een
“bijna unanieme” stemming dankzij de wijdverspreide
fraude. De politieke partijen aanvaardden het resultaat niet.
|