GESCHIEDENIS VAN ATHENE
De
Griekse militaire junta
(Regime van de kolonels)
Het Cyprus debacle en val van de Junta
De meeste oudere officieren waren van mening dat Papadopoulos
onbekwaam was en dat hij schuldig was aan het Polytechnic oproer.
Op 25 november 1973 arresteerde Generaal Dimitrios Ioannidis,
hoofd van de gevreesde geheime politie (ESA), Papadopoulos voor
het afwijken van de principes van de Revolutie van 21 april. Generaal
Phaidon Gizikis werd President en Adamantios Androutsopoulos werd
tot Eerste Minister benoemd. Ioannidis stelde de krijgwet in en
weerstond elke weerstand.
Achtergrond
Er
is een meningsverschil over de begindatum van de ruzie over Cyprus.
De meeste Griekse Cyprioten stellen dat er, gedurende de laatste
vierduizend jaar, een ononderbroken Griekse aanwezigheid op het
eiland is geweest. De Turkse aanwezigheid op Cyprus is recenter.
Ze gaat terug tot de verovering van het eiland door het Osmaanse
Rijk in 1571. Heel wat Turkse Cyprioten geloven dat dit de Turks
Cyprioten een vierhonderd jaar oud recht geeft het eiland hun
thuis te noemen.
Tegenwoordig
gaat het Cyprus debacle minder over het recht wie er op het eiland
mag leven en meer over welk land het controlerecht over het eiland
heeft, Griekenland of Turkije. In de 19de eeuw wilden de Grieks
Cyprioten een einde maken aan de bijna 250 jaar Osmaanse overheersing
over het eiland en Cyprus met Griekenland verenigen, een proces
dat enosis genoemd wordt. De vraag naar enosis werd luider toen,
als gevolg van het Congres van Berlijn, Groot-Brittannië
in 1878 het administratieve beleid van het eiland overnam.
Onder
de voorwaarden van het akkoord tussen Groot-Brittannië en
het Osmaanse Rijk zou het eiland Osmaans gebied blijven. Met de
komst van de Britten zagen de christelijke Grieks sprekende bewoners
van het eiland echter de kans actie te voeren voor de vereniging
van het eiland met Griekenland. Groot-Brittannië weigerde
het idee in overweging te nemen.
Aan
het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 annexeerde Groot-Brittannië
Cyprus en bood het kort daarop aan Koning Constantijn I van Griekenland
aan op voorwaarde dat Griekenland mee oorlog voerde aan de zijde
van de Britten. De Koning weigerde het voorstel omdat hij Griekenland
niet in de oorlog wilde betrekken.
Na
de oprichting van de Turkse Republiek in 1923 erkende de nieuwe
Turkse regering het Britse eigendomsrecht over Cyprus en, in 1925,
verklaarde Groot-Brittannië Cyprus tot kroonkolonie. In 1931
leidde te vraag naar enosis tot een open oproer. Een rel had de
dood van zes burgers tot gevolg, meerdere gekwetsen en het in
de vlammen opgaan van het Britse regeringshuis in Lefkosia. In
de daaropvolgende maanden werden ongeveer 2.000 personen veroordeeld
omwille van misdaden in verband met het geweld. Groot-Brittannië
reageerde door strenge beperkingen in te stellen. De gouverneur
werd een dictator die de macht had te regeren bij decreet.
In
1950 werd Michael Mouskos, Bisschop Makarios van Kition (Larnaca)
gepromoveerd tot Aartsbisschop Makarios III van Cyprus. Hij beloofde
niet te zullen rusten voor de aansluiting met “moeder Griekenland”
een feit was. Kolonel Grivas bezocht Cyprus in 1951. Hij besprak
er de mogelijkheid van een guerrilla opstand. Grivas wilde de
macht niet delen met de aartsbisschop. Makarios die zich zorgen
maakte over Grivas’ extremisme tijdens hun eerste ontmoeting,
verkoos zijn diplomatieke inspanningen verder te zetten, vooral
deze die de Verenigde Naties in het probleem zou betrekken. Grivas
en Makarios werden later vijanden.
De
Griekse vertegenwoordiging bij de Vernenigde Naties verzocht in
augustus 1954 officieel dat zelfonderwerping door de Cyprioten
op de agenda van de volgende Algemene Vergadering zou geplaatst
worden. Turkije verwierp de herenigingsplannen tussen Cyprus en
Griekenland. De Turkse gemeenschap had zich onophoudelijk verzet
tegen de enosisbeweging maar had over het algemeen geen directe
actie ondernomen omdat, onder het Britse bestuur, de Turkse minderheidsstatus
en identiteit beschermd waren.
De
duidelijke houding van de Cypriotische Turken was dat, wanneer
Groot-Brittannië zich zou terugtrekken, de controle over
Cyprus aan Turkije toekwam ook al hadden de Turken alle rechten
en aanspraken hierop afgegeven in het Verdrag van Lausanne van
1923. Intussen voelden de Turkse Cyprioten zich sterker verbonden
met Turkije en na 1954, toen het Cyprus probleem een internationale
kwestie werd, mengde Turkije zich in steeds grotere mate.
In
de late zomer en herfst van 1954 versterkte het Cyprus probleem.
De koloniale regering gaf een gevangenisstraf van vijf jaar aan
iedereen die enosis predikte. In december besloot de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties “het probleem tijdelijk
niet verder in aanmerking te nemen omdat het niet passend was
een resolutie over het Cyprus debacle te aanvaarden.”. De
reactie op de tegenslag bij de Verenigde Naties was onmiddellijk
en gewelddadig met de ergste rellen in Cyprus sinds 1931 als gevolg.
|