Olympische
Winterspelen Turijn 2006
Tijdens
de 109de vergadering van het IOC op 16 juni 1999 in het Koreaanse
Seoul, werd Turijn (Torino), Italië, gekozen als gaststad
voor de XX Olympische Winterspelen in 2006. Zes steden hadden
hun kandidatuur gesteld (in alfabetische volgorde): Helsinki (Finland),
Klagenfurt (Oostenrijk), Poprad-Tatry (Slowakije), Sion (Zwitserland),
Turijn (Italië) en Zakopane (Polen).
De mascottes van Turijn
“Neve”:
een zachtaardige, vriendelijke en elegante sneeuwbal; “Gliz”:
een levendig, guitig ijsblokje. Het zijn de twee symbolische figuren
van de XX Olympische Winterspelen. Ze vullen elkaar aan en verpersoonlijken
de essentie van de Wintersporten.
De
mascottes zijn van de hand van Pedro Albuquerque, een 38-jarige
Portugese ontwerper en winnaar van de internationale wedstrijd
die door het Organiserend Comité van de Olympische Spelen
in Turijn (TOROC) werd uitgeschreven op 25 maart 2003.
Neve
en Gliz weerspiegelen de geest van deze Italiaanse Olympische
gebeurtenis: passie, geestdrift, cultuur, elegantie en liefde
voor het milieu en voor sport. Ze zijn symbolen van een jonge
generatie die vol leven en energie zit.
De Olympische fakkel van Turijn
Het
stilistische concept achter het ontwerp is baanbrekend. Het is
een moderne nieuwe kijk op de traditionele houten fakkel. De vlam
omhult de bovenkant van de fakkel in plaats van uit een opening
bovenaan te komen zoals dit in het verleden was.
Als
vooruitstrevend technologisch instrument werd de fakkel ontworpen
volgens een aantal specifieke criteria en voorwaarden. Hij is
770 mm hoog, heeft een diameter van 105 mm en hij weegt 1,850
kg. Hij kan niet opnieuw aangestoken worden en mag niet doven
bij slechte weersomstandigheden als regen, sneeuw en wind.
De
vlam van elke fakkel brandt gedurende 15 minuten en mag niet hoger
zijn dan 10 centimeter. De buitenwand is van aluminium, de onderdelen
binnenin van staal, koper en technopolymeren en voor de afwerking
werd een speciale verf gebruikt die bestand is tegen hoge temperaturen.
De Olympische wintersporten
Biatlon
Oorspronkelijk was dit eerder een overlevingstactiek dan een sport.
Noord-Europeanen skieden om te jagen. Later deden ze dit gewapend
om hun land te verdedigen. Het woord biatlon komt van het Griekse
woord voor ‘twee wedstrijden’. Nu is het een samensmelting
van twee sporten: crosscountry skiën en schieten.
Bobslee
Bij de start duwen alle leden van het team (twee of vier) hun
bobslee vooruit om een maximum snelheid te bereiken. Elk lid springt
in de bob met de piloot aan het stuur. Hij kiest het snelste traject
in de bochten en de afdaling waarbij snelheden van meer dan 130
km per uur worden bereikt.
Cross-country
De crosscountry discipline omvat 12 skionderdelen. Vrouwen wedijveren
in de sprint, ploegensprint, 10 km individuele start, 15 km achtervolging,
30 km massa start en 4x5 km aflossing. Mannen nemen het tegen
elkaar op in de sprint, ploegensprint, 15 km individuele start,
30 km achtervolging, 50 km massa start en 4x10km aflossing.
Curling
Zowel mannen als vrouwen bekampen elkaar in 10-ploegen evenementen.
Het spel wordt op ijs gespeeld waarbij twee ploegen elkaar aflossen.
Een steen van 19,1 kg wordt vooruit geduwd naar een aantal cirkels.
Curling maakte zijn Olympische intrede, zowel mannen- als vrouwentornooien,
op de 1998 Winterspelen in Nagano.
Figuurschaatsen
Er zijn vier disciplines: vrouwen individueel, mannen individueel,
paren en ijsdansen. Figuurschaatsen werd toegevoegd aan het Olympisch
programma van de 1908 Zomerspelen omdat de wedstrijden binnen
konden doorgaan. Figuurschaatsen werd een officiële Olympische
Wintersport tijdens de 1924 Winterspelen in Chamonix.
Vrije
stijl skiën
Vrije stijl skiën, waarbij skiërs luchtacrobatie uitvoeren
tijdens een afdaling, was een demonstratiesport bij de Winterspelen
in Calgary in 1988. ‘Mogul’ skiën werd toegevoegd
aan het officiële programma van de Albertville Spelen in
1992 en ‘Aerials’ werden toegevoegd aan de Lillehammer
Spelen in 1994.
IJshockey
Vrouwen wedijveren in een 8-ploegen competitie (vrouwenhockey
maakte vanaf de 1998 Nagano Spelen deel uit van de Olympische
Winterspelen) en mannen in een 12-ploegen competitie. De eerste
Olympische Spelen die ijshockey voor mannen op het programma had,
waren de spelen in Antwerpen in 1920.
Rodelen
Er is een competitie voor mannen en vrouwen individueel (vier
afdalingen in twee dagen) en een mannen en vrouwen dubbel (twee
afdalingen in een dag). Er zijn 19 bochten in een afdaling van
1.500 meter en de afdaling duurt minder dan een minuut. Rodelen
werd een Olympische discipline vanaf de Spelen in 1954.
Nordic
Combined
Er zijn twee disciplines voor een enkele gouden medaille. Eerst
is er de sprong waarbij afstand, stijl en techniek belangrijk
zijn. Daarna is er het crosscountry skiën wat lichamelijk
uithoudingsvermogen vergt. De Nordic Combined is afkomstig uit
noord-Europa.
Short
track
Agressief en strategisch schaatsen op een 111 meter lange ovale
piste. Het is een individuele sport waarbij het lichaam voorover
leunt in een hoek van 40 graden, een hand het ijs raakt in de
bochten en de schaatsers proberen de snelste te zijn zonder elkaar
te raken. Short track is een Olympische discipline sinds Albertville
1992.
Skeleton
De eerste wedstrijd werd in 1884 gehouden met een afdaling van
St. Moritz naar Celerina. De sport kreeg in 1892 zijn naam toen
een nieuwe, hoofdzakelijk metalen, slee met de vorm van een skelet
gebruikt werd. Skeleton stond voor de tweede keer op het programma
van Salt Lake City in 2002 nadat het in 1928 debuteerde.
Skiën
Bij de Olympische Winterspelen staan vijf disciplines op het programma:
alpine, crosscountry, springen, Nordic Combined, vrije stijl en
snowboarding. De deelnemers aan de verschillende disciplines moeten
snelheid hebben maar ook uithouding, handigheid en verbetenheid.
Snowboard
Halve pijp, parallel reuzen slalom en snowboard cross: drie extreme
snowboard disciplines. Parallel reuzen slalom is een individuele
wedstrijd, half pijp vergt acrobatie en snowboard cross houdt
sprongen, bulten, moguls en bochten in. Dit is een spectaculaire
Olympische Wintersport.
Snelschaatsen
Tien Olympische disciplines: 500 m, 1.000 m, 1.500 m, 5.000m voor
zowel vrouwen als mannen alsook 3.000 m vrouwen, 10.000 m mannen
en ploegenachtervolging voor beide. Alle disciplines worden slechts
een keer gereden met uitzondering van de mannen en vrouwen 500
m die twee keer gereden wordt.
Olympische winterspelen Turijn 2006 programma
Paralympische
disciplines in Turijn 2006
Alpine
skiën
Emoties en adrenaline zijn de ingrediënten van de Paralympische
alpine skidisciplines: afdaling, super-G, reuzen slalom en slalom.
Atleten met een bovenste of onderste ledenmaten handicap dalen
af aan een hoge snelheid. Slechtziende skiërs worden door
een gids gedurende de afdaling begeleid. Er zijn drie hoofdgroepen:
slechtzienden, staande en zittende.
Biatlon
Het uithoudingsvermogen van crosscountry skiën wordt gecombineerd
met de concentratie en zenuwcontrole van de scherpschutter (slechtzienden
gebruiken een laser geweer en een geluidssensor) in een van de
meest spectaculaire van alle Paralympic disciplines. Er worden
zowel korte als half lange afstanden afgelegd.
Crosscountry
Noors skiën is een van de sporten op het Paralympische Winterspelenprogramma.
Het omvat zowel crosscountry skiën als biatlon. Noors skiën
werd opgenomen in de Paralympische Spelen in 1976 toen het voor
het eerst op het programma stond in Ornskoldsvik in Zweden.
Curling
Een 19,9 kg gepolijste granieten steen met handvaten moet over
het ijs geschoven worden om zo dicht mogelijk tegen een doel aan
de andere kant van de ijspiste tot stilstand te komen. Rolstoelcurling
zal zijn debuut maken op de Turijn 2006 Paralympics.
Slee
hockey
Drie scheidsrechters en twee ploegen van elk zes spelers (twee
verdedigers, drie aanvallers en een doelman) die tegenover elkaar
op het ijs staan om punten te scoren door een puck met een stick
in het doel van de tegenstrever te schuiven. Er wordt snel en
vaak gewisseld.
Paralympics Turijn 2006 programma
Bron: TOROC
|