EngelsGrieksVlaamsNederlands
  Toeristische informatiegids over Athene Griekenland

Poseidon, Apollo and Artemis

 

De Elgin friezen

Een triest verhaal
over schoonheid en diefstal

 

Toen het Parthenon tussen 447 en 432 VC werd gebouwd, werden er drie reeksen beeldhouwwerken gemaakt om het te versieren: de metopen, de friezen en het fronton (driehoekig beeldhouwwerk boven de ingang). Hiervan waren de metopen en de friezen deel van het Parthenon zelf. Ze werden niet vooraf uitgekapt en dan op hun plaats hoog tegen het Parthenon gehangen maar werden uitgekapt op de zijkanten van het Parthenon zelf nadat dit gebouwd werd.

De metopen waren individuele beeldhouwwerken in hoog reliëf. Er waren 92 metopen, 32 aan elke kant en 14 aan elk einde en elke metoop werd van de volgende gescheiden door een eenvoudige architectonische versiering die triglief heet. De metopen, die verschillende mythologische gevechten weergaven, werden rond het gebouw geplaatst boven de buitenste rij kolommen. De noordzijde toonde scènes uit de Trojaanse oorlog, de zuidkant een strijd tussen de Grieken en de Centauren – half man, half paard, de oostkant toonde de Olympische goden in gevecht met reuzen en de westzijde gaf een strijd weer tussen de Grieken en de Amazonen.

De friezen, 160 meter lang, bevonden zich bovenaan de binnenste rij kolommen zodat ze niet zo opvielen. Het was een lange, ononderbroken rij beeldhouwwerken in laag reliëf die de processie naar de tempel gedurende het Panatheense festival weergaf.

De frontonbeelden werden in een cirkel in de grote driehoekige ruimte boven beide uiteinden van de tempel geplaatst. Ze werden ontworpen om de ruimte te vullen zodat de beelden aan het hoogste punt van de driehoek enorm waren.

De frontonbeelden werden zo zwaar beschadigd dat we enkel weten wat ze voorstelden door de schriften van de Griekse schrijver en reiziger Pausanias die actief was rond 150 AD. Volgens hem stelden de beeldhouwwerken in het oostfronton de geboorte van Athene uit het hoofd van Zeus voor en deze in het westfronton, de strijd voor het land tussen Athena en Poseidon. Ook de schetsen die J; Carreay in 1674 maakte van de frontons, de friezen en de zuidmetopen zijn van onschatbare waarde. Naar paginatop


Lord Elgin

Thomas Bruce, de zevende Graaf van ElginIn 1771, op vijfjarige leeftijd, werd Thomas Bruce de zevende Graaf van Elgin. Lord Elgin huwde in 1795 en beloofde zijn rijke jonge bruid een prachtig nieuw herenhuis als huwelijksgeschenk. In die tijd waren alle “Griekse zaken” in de mode in Groot-Brittannië. Elgin’s waardering voor Griekse kunst en architectuur, gecombineerd met zijn wens de Britse adel jaloers op hem te maken, deden hem besluiten Thomas Harrison in dienst te nemen. Harrison, een architect die de Griekse en Romeinse stijlen bestudeerd had, moest Elgin’s nieuwe woning, Broom Hall, ontwerpen in de klassieke Griekse stijl. Het bereiken van zijn doel werd in 1799 vergemakkelijkt toen Elgin benoemd werd tot Brits ambassadeur in het Ottomaanse Rijk en hij zijn standplaats toegewezen kreeg in de hoofdstad Constantinopel, Turkije. De Turken hadden voordien Griekenland veroverd en ze bezetten en controleerden het land en, natuurlijk ook, Athene.

Het verwijderen van beeldhouwwerken van het Parthenon was niet de eerste bedoeling van Elgin maar zijn positie als Brits ambassadeur nodigde hem bijna uit toelating aan de Turken te vragen om Griekse antiquiteiten te mogen verwijden om zijn geplande Broom Hall te versieren. Gezien de Turken weinig respect hadden voor de Griekse kunst, die zij als veroveraars zeker in hun bezit hadden, keurden zij het verzoek vrij snel toe. De goedgezindheid van de machtige ambassadeur was voor de Turken van veel grotere waarde dan de antieke Griekse beelden die in Athene stonden.

De firman (of toelating) die de Turken Elgin in 1801 gaven, bevatte het woord “qualche”, dat enerzijds kan vertaald worden als “een deel” en anderzijds als “enige”. Hoewel de eigenlijke bedoeling van de Turken nooit zal geweten zijn, interpreteerden Elgin’s vertegenwoordigers “qualche” als “een deel”. Naar paginatop


De plundering van het ParthenonDe plundering van het Parthenon

Lord Elgin stelde een team van schilders, architecten en afgietselmakers samen. Het daaropvolgende jaar stond de locale Turkse commandant hen toe tekeningen te maken maar weigerde hen afgietsels te laten nemen of een stelling te bouwen om de beeldhouwwerken van dichterbij te kunnen bekijken.

In 1801 verkreeg Elgin zijn firman van de Sultan die hem de toelating gaf alle beelden of inscripties te mogen wegnemen die het bouwwerk of de muren niet ingrijpend zouden veranderen.

De plundering van het Parthenon begon onmiddellijk. De beeldhouwwerken werden van de tempel omlaag gehaald en door Britse zeelui op een kanonneerboot vervoerd. Uit schrik dat de Fransen zijn werk zou bemoeilijken, gaf Elgin op 26 december 1801 het bevel onmiddellijk alle beeldhouwwerken te transporteren met zijn schip “Mentor”, dat hij voor dit doel had meegebracht.

In 1806 werd een van de Karyatiden verwijderd evenals een hoekkolom van het Erechteion, een deel van de friezen van het Parthenon, veel inscripties en honderden vazen. Anderen namen deel aan de plundering en deze ongelooflijke praktijken, die niet alleen beperkt bleven tot de Akropolis maar uitgevoerd werden doorheen heel Athene en grote delen van Griekenland, gingen nog jaren verder. In 1810 verscheept Elgin zijn buit op het oorlogsschip “Hydra”.

In 1817 werden twee andere oorlogsschepen, de “Tagus” en de “Satelliet”, geladen met grafstenen, koperwaren en honderden vazen. Vier jaar later bracht de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog eindelijk een einde aan Elgin’s plundering. Naar paginatop

Oostfronton van het Parthenon
Oostfronton van het Parthenon

West-fronton van het Parthenon
Westfronton van het Parthenon

BM = Brits Museum, London
AM = Akropolis Museum, Athene
Zie waar in de wereld zich andere delen van het Parthenon bevinden.


De friezen in EngelandDe friezen in Engeland

De eerste 65 kisten kwamen in januari 1804 in Londen toe waar ze gedurende twee jaar bleven omdat Elgin in een Franse gevangenis zat.

De slechte behandeling die de friezen ondergingen, was onvermijdelijk. Ze waren opgeslagen in een vuile en vochtige loods op de terreinen van Elgin’s Park Lane huis waar ze jaren bleven, rottend in het vochtige klimaat van Londen, terwijl Elgin een koper probeerde te vinden.

Elgin probeerde de friezen aan de Britse regering te verkopen maar de prijs die hij ervoor vroeg was zo hoog, dat de regering weigerde ze te kopen. Met het verstrijken van de jaren, beïnvloedde de friezen het leven van de mensen in Groot-Brittannië. Kerken, gebouwen en huizen werden in Griekse klassieke stijl gebouwd.

In een brief die Elgin in 1815 schreef, gaf hij toe dat de friezen nog steeds in een steenkoolloods in Burlington House lagen, rottend omwille van de vernietigende vochtigheid. In 1816 werden de friezen eindelijk aan de Britse regering verkocht en ze werden onmiddellijk van Burlington House overgebracht naar het British Museum waar Sir Joseph Duveem uiteindelijk, op eigen kosten, een speciale galerij voor hen liet bouwen. Nota: recent werd duidelijk dat er tot op vandaag, nog steeds tal van gestolen Griekse kunstwerken in Burlington House liggen.

In december 1940 vroeg Mevrouw Keir, een socialistisch parlementslid, aan eerste minister Winston Churchill, of de friezen terug aan Griekenland gegeven zouden worden als erkenning voor het moedige verzet van het land tegen de Duitsers en de opofferingen van zijn volk. Het antwoord was negatief. Toen Mevrouw Keir haar vraag op tafel bracht werden in de Times veel brieven geschreven door mensen die voorstander waren van de terugkeer van de friezen naar Griekenland. Het hoofd van de socialistische partij, Clement Attlee, die een lid van de oorlogscoalitieregering was, antwoordde in 1941 op de vraag van Mevrouw Keir dat er geen plannen waren om wettelijke stappen te ondernemen voor de terugkeer van de friezen. Naar paginatop


SchoonmaakschandaalSchoonmaakschandaal

Gedurende 15 maanden werden de Parthenon friezen schoongemaakt, van 1938 tot 1939, toen museummedewerkers, zonder officiële toelating, koperen werktuigen gebruikten om, wat zij dachten dat vuil was maar dat in werkelijkheid het honing gekleurde historische oppervlak was, te verwijderen. Een officiële verklaring die toen uitgegeven werd en die ook in de Times werd gepubliceerd, zei dat de bouw van Lord Duveen’s nieuwe galerij voor de beeldhouwwerken een uitstekende gelegenheid was om de beeldhouwwerken te reinigen en het uitzicht van het oppervlak te verbeteren door verkleurde vlekken te verwijderen.

Een comité van het British Museum verklaarde later dat “door ontoelaatbare en verkeerde pogingen om de kleur van de Parthenon beeldhouwwerken te verbeteren voor Lord Duveen’s nieuwe galerij, enkele belangrijke stukken ernstig beschadigd werden. Dit mondde uit in disciplinaire acties tegen twee ambtenaren.

In 1983 was er een nieuwe controverse over het reinigen van de friezen toen het British Museum beschuldigd werd van het versnellen van het afbraakproces door de caryatid van een, zogenaamde, beschermende plastic film te voorzien. Naar paginatop


Terugkeer naar het Parthenon?Terugkeer naar het Parthenon?

Gedurende jaren hebben de Elgin friezen een controverse gevoed die weinig mensen, van welke nationaliteit dan ook, die ervan op de hoogte zijn, onberoerd kan laten. Lord Elgin, een Britse diplomaat van Schotland, wordt door velen ervan beschuldigd dat hij antieke marmeren beeldhouwwerken van onschatbare waarde uit het Parthenon op de Akropolis in Athene gestolen heeft. Anderen zijn er net zo vast van overtuigd dat het verwijderen van de kunstwerken uit Athene en ze naar Londen te verschepen (ze zijn tentoongesteld in het befaamde British Museum), ze gered heeft van een bijna zekere ondergang. Beide partijen hebben geldige argumenten.

Gedurende eeuwen hebben de Britten hoge waarden en moraal gehad. Deze zijn niet alleen duidelijk in het huidige Groot-Brittannië maar ook bewezen door de eigen grootse geschiedenis en waardevolle tradities. Er zit echter een vlek op de Union Jack (de Britse vlag).

Zonder in controverse te willen gaan zouden de ‘Elgin’ friezen, eigenlijk de Parthenon friezen, aan Athene teruggeven moeten worden. Ze zijn een deel van het Parthenon en ze horen samen. Bovendien zijn ze een deel van de rijke Griekse geschiedenis die aan de Grieken toebehoort, niet aan de Britten. Welk zou de positie van de Britse regering zijn mocht de helft van de kroonjuwelen, die bewaard worden in de Tower of Londen, gestolen zouden worden en tentoongesteld in een museum in Athene en de Griekse regering zou weigeren deze terug te geven?

Na bijna 180 jaar is de tijd gekomen te doen wat juist is. Het wordt tijd de Grieken te geven wat hen rechtmatig en historisch toekomt. Het is tijd de Parthenon friezen aan Athene terug te geven. Met elke dag die voorbij gaat, wordt de vlek op de Union Jack groter, net als de wereldwijde steun voor het teruggeven van de Parthenon friezen.

Er kan geen eer gehaald worden, geen respect verkregen, door koppig te zijn omwille van verkeerde redenen… Naar paginatop


Parthenon fragment terug aan Griekenland gegeven

De Griekse Minister van Cultuur, George Voulgarakis, zet het fragment van de noord fries van het Parthenon op in zijn oorspronkelijke plaatst in het Akropolis Museum op 5 september 2006. Het marmeren fragment wrerd door de Duitse Universiteit van Heidelberg definitief terug aan Griekenland gegevenEn marmeren fragment (ter grootte van een handpalm), afkomstig van het Parthenon, werd op 4 september 2006 door het Universiteitsmuseum van Antiquiteiten aan Griekenland terug gegeven. Het fragment, 8 x 12 centimeter, is het eerste stukje van het 2.500 jaar oude monument dat, na een afwezigheid van 150 jaren, terugkomt naar zijn originele plaats. Dit grote symbolische gebaar brengt de Griekse regering weer hoop aangaande de lange, en gedurende decennia vruchteloze, campagne voor de terugkeer van de Parthenon friezen die in het Brits Museum in Londen tentoongesteld worden.

Het best bekende voorbeeld van een instelling die de Parthenon antiquiteiten niet wil teug geven, is dit van het Brits Museum. De zogenaamde Elgin Marbles (Parthenon friezen) werden in de vroege 19de eeuw door Lord Elgin verwijderd. Delen van de tempel (5de eeuw VC), gewijd aan Athena, de godin van de wijsheid, beschouwt als de top van de oude Griekse architectuur, bevinden zich in het Louvre, het Vaticaan alsook in kleinere musea in Palermo, Wenen, Kopenhagen, München en Würzburg.

Het "Heidelberg fragment" - Foto Hubert VogeleHet Heidelbergfragment behoort toe aan blok VIII in de rechter onderhoek van de noordelijke zijde van de Parthenon fries. Het fragment beeldt de voet af, in reliëf, van een chiton geklede palmdrager die, samen met twee gitaarspelers in lange kleren en op sandalen, deelneemt aan de godsdienstige Panatheense Processie die afgebeeld staat op de 160 meter omlijsting in marmeren platen. Hoogstwaarschijnlijk is het fragment in de verzameling in Heidelberg terecht gekomen doordat een reiziger het rond 1871als souvenir mee terug naar Duitsland nam. In 1948 ontdekte de archeoloog Herman Hafner dat het een stuk van het Parthenon is. Naar paginatop

  

 
  BEZIENSWAARDIGHEDEN
  AKROPOLIS - NOORDKANT
  DE PARTHENON FRIEZEN
     Een triest verhaal
     Lord Elgin
     De Parthenon plundering
     De friezen in Engeland
     Schoonmaakschandaal
     Terugkeer naar het Par-
     thenon?
     Parthenon fragment terug
      WAT IS WAAR? Nieuw
  HET PARTHENON
  DE AKROPOLIS
  MELINA MERCOURI Update
  AKROPOLIS MUSEUM Nieuw
  AKROPOLIS - WESTKANT
  AKROPOLIS - ZUIDKANT

Add to Favit Add to Digg Add to Del.icio.us Add to Simpy Add to StumbleUpon Add to Netscape Add to Furl Add to Yahoo Add to Google Add to Blogmarks Add to Ma.Gnolia Add to Netvouz
  www.athensinfoguide.com   © 2004-2009 - Athens Info Guide - Alle rechten voorbehouden - Juridische Informatie