GESCHIEDENIS VAN ATHENE
Athene
in de onrustige 18de eeuw
De
18de eeuw was een tijd van welvaart voor de lokale, gemeentelijke
overheid, moslims en niet-moslims. In Athene, net als op andere
plaatsen, zorgde dit voor intense conflicten over de controle
van de gemeenschap. Bij deze onenigheden waren zowel de Christelijke
geestelijke leider als de lokale Osmaanse overheid betrokken.
In
ongeveer 1710 werd Dimitrios Palaiologos, een Orthodox Christen,
voor het eerst tot voyvoda (gouverneur) benoemd. Hij werd later
door moslims vermoord hoewel machtige leden van de Christelijke
gemeenschap waarschijnlijk ook in de moord betrokken waren.
De
Atheense Christenen en Moslims rebelleerden in 1754 tegen de willekeur
van de voyvoda Sari Musellem. De opstand werd door troepen uit
Chalkis onderdrukt en, in 1758, werd Mustafa Ali Tsisdarakis de
nieuwe voyvoda. Later zou hij de moskee die zijn naam draagt bouwen.
Deze is nog steeds op het Monastiraki Plein te zien.
De
omstandigheden voor de Christelijke bevolking verslechterden gedurende
de Russisch-Osmaanse Oorlog in 1768-1774 en vooral dan tijdens
de veldtochten van de Russische admiraal Orloy in de Egeïsche
Zee waaraan een groot deel Christenen deelnamen. Gedurende deze
zeeslagen werd Salamis door gewapende Christenen ingenomen. Dit
leidde tot een verslechtering van de relaties tussen de Christenen
en de Moslims in Athene omdat de Moslims de Christenen als mogelijke
bondgenoten van de Russen zagen.
De
jaren 1775-1795 werden gekenmerkt door voyvoda (gouverneur) Hadji
Ali Haseki. In het begin onderhield hij goede relaties met het
bisdom en de ouderen van de gemeenschap. Enige tijd later echter
richtte een grote groep Christenen zich tegen hem gevolgd door
het bisdom. Met de ondersteuning van de meerderheid van de Christenen
protesteerden ze in Constantinopel tegen hoge belastingen. Haseki
werd daarop vervangen maar hij slaagde er kort daarop in zijn
ambt in 1788 weer op te nemen en dit tot 1791 te behouden.
Zijn
gewelddadig beleid zorgde voor een onrustige tijd voor veel Atheners
van wie heel wat de stad moesten verlaten. Haseki werd in 1795
op bevel van de Grote Vizier (een zeer machtig ambt in het Osmaanse
Rijk) onthoofd waarop veel Atheners naar huis terugkeerden. De
bevolking van de stad was echter sterk verminderd omwillen van
deze conflicten en omwille van de pest die in 1789 en in 1792
uitbrak.
Kort
daarop kreeg Lord
Elgin, Ambassadeur van Groot-Brittannië in Constantinopel,
van de sultan de toelating om materiaal van archeologische monumenten
in Athene weg te nemen en ze naar Engeland over te brengen. Op
deze manier werd veel van de beeldhouwwerkversieringen van de
Akropolis, die nu in het British Museum tentoongesteld worden,
gestolen.
|