GESCHIEDENIS
VAN ATHENE
Tussenoorlogse
tijd
Dictatuur van Generaal Theodoros Pangalos
1925-1926
De beloften van dictator Theodoros Pangalos voor de goede werking
van de staatsmechanismen en, vooral, de algemene afmatting na
een periode van parlementaire instabiliteit en het feit dat hij
in het parlement aanvaard werd door de vertegenwoordigers van
de natie, maakten zijn geweldloze staatsgreep mogelijk.
De
periode van inschikkelijkheid aan het begin van de semi-parlementaire
regering van Theodoros Pangalos werd gevold door ontevredenheid
omwille van zijn autoritaire methoden maar vooral omwille van
zijn onkunde in het financiële beheer van het land. In realiteit
werd de dictatuur van Panagalos, die dikwijls onvoorspelbaar in
zijn daden was, gedragen door de opeengestapelde problemen van
de Griekse economie en de onmacht deze in de politieke conjunctuur
van 1925-26 op te lossen.
De
Grieks-Bulgaarse crisis van 1925 was een typisch voorbeeld van
grensconflicten in de tussenoorlogse periode. De moord op een
Griekse kapitein en twee soldaten deed dictator Theodoros Pangalos
besluiten tot een invasie van Bulgarije. De relatie tussen Griekenland
en Bulgarije was sinds het begin van de 20ste eeuw al zeer gespannen.
Ondanks
de beperkte militaire waakzaamheid van het buurland, beschouwde
de impulsieve Pangalos het incident als deel van een groter invasieplan.
De tussenkomst van de Volkenbond maakte rimpelloos een einde aan
het conflict.
Perscensuur
en het verbannen van politieke leiders en gewone burgers naar
de eilanden, waren kenmerkend voor deze periode. Dit beleid zorgde
voor een reactie in politieke kringen alsook in het leger; Georgios
Kondylis, die tijdelijk de macht nam, bijgestaan door zijn oude
bondgenoot, zorgde voor de omverwerping van de dictator Pangalos.
Een
eerste poging om een algemene regering te vormen mislukte waarop
verkiezingen werden uitgeschreven (7 november 1926), voor het
eerst met een systeem van proportionele vertegenwoordiging. Kenschetsend
voor deze verkiezingen was verregaande samenwerking en de formatie
van nieuwe partijcoalities met een breed politiek spectrum. Kenmerkend
voor het nieuwe parlement waren de onderhandeling voor een levensvatbare
regering gevormd door een coalitie van bourgeoispartijen. De deelname
hieraan van de Volkspartij, die de nieuwe grondwet niet erkend
had, in combinatie met verschillende andere kwesties, zorgde voor
opeenvolgende crisissen met de val van de regering op 27 juni
1928 tot gevolg.
Het
groeiende aantal inwoners in Athene deed het “horizontaal
eigendom” ontstaan en, daardoor, de bouw van appartementsblokken
met meer dan een etage (polykaoikies). Deze ontwikkeling kenschetste
het stadsbeeld in Griekenland, en in Athene in het bijzonder,
vooral in de jaren na de oorlog.
De
arbeidersbeweging begon zich al in het begin van de 20ste eeuw
te ontwikkelen maar de invloed van links in de hoofdstad groeide
pas echt in de jaren 1930 als gevolg van de industriële ontwikkeling
en de groeiende arbeidersklasse alsook omwille van de internationale
economische crisis van 1929.
In
dezelfde tijd werd ook de feministenbeweging sterker, vooral in
Athene. De zogenaamde jaren ’30-generatie, een groep schrijvers
en kunstenaars die zich hoofdzakelijk via stadsromans uitdrukte,
was sterk vertegenwoordigd in de Griekse literatuur met nieuwe
esthetische uitdrukkingsvormen en ideologische standpunten.
|