GESCHIEDENIS
VAN ATHENE
Tussenoorlogse
tijd
De periode van onevenwicht
1932 - 1935
De vraag voor verkiezingen op 25 september 1932 onder een systeem
van proportionele vertegenwoordiging opende een nieuwe periode
van samenwerking en regeringsveranderingen. Oorspronkelijk ging
de macht naar de Democratische Partij van Alexandros Papanastasiou,
daarna naar de Liberalen en uiteindelijke naar een coalitie van
de Volkspartij van Panayis Tsaldaris.
De
verkiezingen van maart 1933 deed de wrevel van het nationale schisma
heropleven. De anti-Venizelos partijen wonnen hierbij het pleit.
Afgezien van de belangrijkste partijen, de Liberalen en de Volkspartij,
waren tal van andere groeperingen en partijen actief. Het splitsen
van groepen, geïnspireerd door het Venizelisme, leidde tot
de formatie van de linkse Republikeinse Unie onder Alexander Papanastasiou,
de Progressieve Liberalen onder Georgios Kaphantaris en de Conservatieve
Democraten onder Anderas Michalakopoulos. In de Volkspartij werd
Panayis Tsaldaris tot voorzitter gekozen. Andere anti-Venizelos
formaties ontwikkelden zich: de “Vrijdenkers” van
Ioannis Metaxas en de Nationale Radicale Partij van Georgios Kondylis.
Omdat
het partijbeleid niet bijdroeg tot het onderhouden van de sociale
samenhorigheid, maakte de “uitzonderlijke” bekwaamheid
van hun voorzitters deel uit van de keuzemogelijkheden die de
kiezers hadden. Er was een sterke anti-koningsgezindheid in het
Venizisme (gedurende de jaren 1920) en een totale oppositie tegen
het “bourgeois” parlementaire systeem door de Communistische
Partij.
In
de daaropvolgende jaren raakte het politieke systeem van het land
in verval. De staatsgrepen van de harde kern van Venizelisten
in maart 1933 en 1935 (met Generaal Nikolaos Plastiras als leider),
de moordpoging op Venizelos en de zuiveringen in het leger, zijn
voorbeelden van het afwijkende parlementaire systeem.
Ten
gevolge van een, door de regering van Georgios Kondylis die via
een staatsgreep aan de macht gekomen was, gemanipuleerde volksraadpleging
op 3 november werd, tijdens de politieke chaos (maatschappelijke
spanningen, gewelddadige arbeidersbetogingen) die de periode tussen
1933 en 1935 kenschetste, de monarchie in ere hersteld door de
terugkomst van Koning George II wettelijk mogelijk te maken.
De
verkiezingen van 26 januari 1936, de laatste in de tussenoorlogse
periode, maakte een einde aan de afwisselende overheersing van
twee politieke strekkingen (Venizelisten- Royalisten) die, gedurende
bijna een derde van een eeuw, een leidende rol gespeeld hadden.
Geen van de twee strekkingen had na de verkiezingen een absolute
meerderheid in het parlement en hun partijleiders kwamen niet
tot een overeenkomst voor het vormen van een coalitieregering.
Een
beperkende factor was de stemmen van de Communisten van wie de
deelname aan de macht door het Paleis en de militaire leiding
categoriek werd geweigerd. Desondanks probeerden de Liberalen
en de Communisten tot een overeenkomst, gekend als de Sklavainas
overeenkomst, te komen. Het resultaat ervan was de verkiezing
van Sophoulis tot parlementsvoorzitter, grote bezorgdheid van
de rechtse partijen en de dreiging dat ze de coalitie niet verder
zouden onderschrijven.
K.
Demertzis werd tot Eerste Minister benoemd. Met de volledige goedkeuring
van de Liberalen en van Venizelos, die in Parijs verbleef, wees
de koning het Legerministerie toe aan Ioannis Metaxas. Een paar
dagen later overleed Demertzis (de dood van Venizelos ging hieraan
vooraf). Omdat hij een afkeer aan de Communisten had en hij een
staatsgreep vreesde, benoemde Koning George II, zonder vooraf
de politieke leider te raadplegen, Metaxas, voorzitter van de
kleine partij van de “Vrijdenkers” die slechts zeven
zetels in het parlement had, tot interim Eerste minister. Deze
benoeming werd, na een vertrouwensstemming, door het Griekse parlement
bevestigd.
Metaxas
hief het parlement op voor onbepaalde tijd onder het voorwendsel
van ophanden zijnde onlusten, opgezet door de Communistische Partij.
Hij schorste ook verschillende grondwetsartikelen en, bijna met
inschikkelijkheid van de bourgeois politieke wereld, riep hij
op 4 augustus 1936 een dictatuur uit.
|